De foodmarkt groeit als kool. De voorspelling voor 2030 is een fors toegenomen omzet. Dat zie je nu al, kijk maar om je heen. Anyplace-anytime eten neemt toe. Oude routines van drie maaltijden per dag op vaste momenten nemen af. Niet alleen horecagelegenheden spelen hier op in, ook supermarkten en speciaalzaken bieden hun klanten meer kant- en klaarmaaltijden. Nieuwe spelers, zoals online supermarkten en flitsbezorgdiensten, betreden de markt met nieuwe verdienmodellen. Zij houden zich niet aan de ‘spelregels’ van de traditionele kanalen retail en foodservice maar doorbreken deze.
Er is een groeiende markt, maar ook fors toenemende concurrentie. Hoe onderscheid je je nu als bedrijf, met al die nieuwe spelers? De slager bij mij om de hoek doet dat door alles te doen wat je als marketingdeskundige of bedrijfsgoeroe niet zou adviseren.
De slager oogt niet echt klantvriendelijk. Alles gaat traag, vier medewerkers helpen dezelfde klant en het proces loopt chaotisch. Maar goed. Is dit erg? De tijd nemen is ook wel eens goed. Tijd voor een praatje, tijd voor een rustpunt. Alle klanten worden vanzelf geholpen en vertrekken met een glimlach.
De slager heeft geen heel uitgebreid assortiment en is geregeld uitverkocht. Dus niet alle bestellingen van klanten kunnen worden gehonoreerd. Maar goed. Is dit erg? Je bent niet in de supermarkt en het advies dat de slager geeft voor een alternatief product is uitstekend. Zo probeer je eens wat anders!
De slagerij heeft geen grote smetteloze toonbank, geen flitsende koeling en ook geen kassa, want alles wordt met de hand uitgerekend op een papieren zakje. De muren zijn bekleed met echte ouderwetse tegeltjes en dit oogt wellicht wat gedateerd. Maar goed. Is dat erg? Het is een werkwinkel. Er wordt uitgebeend en geportioneerd. Er staan vakmensen en dat zie je.
Maar het mooiste en meest tot de verbeelding sprekende van deze slagerij is de laatste vraag die alle klanten krijgen bij het afrekenen: ‘Wilt u een stukje worst?’. ‘Je voelt je meteen weer 4 jaar oud, aan de hand van je moeder’, schreef Nico Dijkshoorn hier over. En misschien is dat wel het meest onderscheidende van allemaal.